Snijd de bloemkool in roosjes van ongeveer dezelfde grootte.

Breng een pan water met wat zout aan de kook.
Voeg er de bloemkoolroosjes aan toe en kook ze net beetgaar.
Doe de roosjes in een vergiet en laat ze goed uitlekken.

Verwarm de oven voor op 180 C.
Verhit in een steelpannetje de melk tot net tegen de kook aan. Voeg er de ui, de kruidnagels en het laurierblad aan toe.
Neem de pan van het vuur en zet die terzijde. Laat de smaken gedurende 10 minuten intrekken.

Smelt na een minuut of tien in een andere pan de boter en roer er de bloem door.
Maak een béchamelsaus van het boter-bloemmengsel en de melk. Giet de melk eerst door een zeef om er de stukjes ui, de kruidnagels en het laurierblad uit te vissen.
Laat de saus op laag vuur wat doorkoken.

Voeg de geraspte of in kleine stukjes gesneden kaas toe en laat die terwijl je roert in de saus smelten.
Breng de saus op smaak met peper, zout en nootmuskaat.

Schep de bloemkoolroosjes in een ovenschaal en overgiet ze met de kaassaus.
Zet de schaal in de oven.
Neem de schaal uit de oven als de kaassaus blazen vertoont en aan de randen gaat bubbelen. Reken op 25 à 30 minuten.